Vertaling van uitvaren

Inhoud:

Nederlands
Duits
foeteren, fulmineren, razen, tieren, uitvaren {ww.}
wüten
toben
rasen
stürmen

ik zal uitvaren
jij zult uitvaren
hij/zij/het zal uitvaren

ich werde wüten
du wirst wüten
er/sie/es wird wüten
» meer vervoegingen van wüten

afrijden, uitlopen, uitvaren, vertrekken, wegrijden {ww.}
abreisen
abfahren

ik zal uitvaren
jij zult uitvaren
hij/zij/het zal uitvaren

ich werde abreisen
du wirst abreisen
er/sie/es wird abreisen
» meer vervoegingen van abreisen



Gerelateerd aan uitvaren

foeteren - fulmineren - razen - tieren - afrijden - uitlopen - vertrekken - wegrijden