Vertaling van vakantie
Inhoud:
Nederlands
Duits
vakantie , vrije tijd, verlof {zn.}
Ferien
vakantie {zn.}
Ferien
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Duits
De vakantie is bijna om.
Der Urlaub ist fast vorbei.
Een prettige vakantie!
Frohe Ostern
We hebben een geweldige vakantie in Zweden gehad.
Unser Urlaub in Schweden war ganz toll.
Toen ze op vakantie waren zorgden hun buren voor de hond.
Während sie im Urlaub waren, haben sich ihre Nachbarn um den Hund gekümmert.
Toen ze op vakantie waren zorgden hun buren voor de hond.
Während sie im Urlaub waren, haben sich ihre Nachbarn um den Hund gekümmert.
Als je op de foto in je paspoort begint te lijken moet je op vakantie gaan.
Wenn man beginnt, seinem Passfoto ähnlich zu sehen, sollte man in den Urlaub fahren.
Ik ben hier voor zaken / op vakantie
Ich bin geschäftlich/auf Urlaub hier.