Vertaling van vals

Inhoud:

Nederlands
Duits
bedrieglijk, dubbelhartig, loos, onecht, onwaar, vals, vervalst {bn.}
falsch
gefälscht
unecht
nachgemacht
boosaardig, hatelijk, kwaadaardig, snood, te kwader trouw, vals {bn.}
arg
arglistig
boshaft
hämisch
tückisch
heimtückisch
leugenachtig, onwaarachtig, vals {bn.}
erlogen