Vertaling van varen

Inhoud:

Nederlands
Duits
varen {ww.}
fahren

wij varen
jullie varen
zij varen

wir fahren
ihr fahrt
sie fahren
» meer vervoegingen van fahren

varen {ww.}
fahren

wij varen
jullie varen
zij varen

wir fahren
ihr fahrt
sie fahren
» meer vervoegingen van fahren

varen [v] {zn.}
Farnkraut [o] (das ~)
Farrenkraut
Farn [m] (der ~)
gaan, karren, rijden, varen {ww.}
fahren

wij varen
jullie varen
zij varen

wir fahren
ihr fahrt
sie fahren
» meer vervoegingen van fahren

Ik wil niet rijden.
Ich möchte nicht fahren.
We gaan morgen vertrekken.
Wir fahren morgen los.


Gerelateerd aan varen

gaan - karren - rijden