Vertaling van vaststellen

Inhoud:

Nederlands
Duits
bepalen, bevestigen, fixeren, tuigeren, vastmaken, vaststellen {ww.}
regeln
formulieren
verankern
bestimmen
einspannen
festspannen
aufstecken
festsetzen
festbinden
anstecken
anbringen
festmachen
fixieren
aufstellen
aufspannen
abstecken
befestigen

ik zal vaststellen
jij zult vaststellen
hij/zij/het zal vaststellen

ich werde regeln
du wirst regeln
er/sie/es wird regeln
» meer vervoegingen van regeln

bevinden, constateren, vaststellen {ww.}
konstatieren
als Tatsache feststellen

ik zal vaststellen
jij zult vaststellen
hij/zij/het zal vaststellen

ich werde konstatieren
du wirst konstatieren
er/sie/es wird konstatieren
» meer vervoegingen van konstatieren



Gerelateerd aan vaststellen

bepalen - bevestigen - fixeren - tuigeren - vastmaken - bevinden - constateren