Vertaling van veilig

Inhoud:

Nederlands
Duits
goedaardig, ongevaarlijk, veilig {bn.}
gefahrlos
geheuer
harmlos
ungefährlich
sicher
gesichert


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Rijd veilig!

Fahr sicher!

Niet op die ladder klimmen; hij is niet veilig.

Steig nicht auf diese Leiter, sie ist nicht sicher!

Ze was heel blij dat haar zoon veilig terug was gekomen.

Groß war ihre Freude, als ihr Sohn sicher zurückkehrte.

Het kind voelde zich veilig in de armen van zijn moeder.

Das Kind fühlte sich sicher in den Armen seiner Mutter.


Gerelateerd aan veilig

goedaardig - ongevaarlijk