Vertaling van verbreken
Inhoud:
Nederlands
Duits
breken, afbreken, doorbreken, schenden, stukbreken, verbreken {ww.}
brechen
aufbrechen
abbrechen
aufbrechen
abbrechen
wij verbreken
jullie verbreken
zij verbreken
wir brechen
ihr brecht
sie brechen
» meer vervoegingen van brechen
Je moet je beloftes niet breken.
Seine Versprechen darf man nicht brechen.
Het ijs zal breken onder je gewicht.
Das Eis wird unter deinem Gewicht brechen.