Vertaling van verpleger
Inhoud:
Nederlands
Duits
broeder , verpleegkundige, verpleger, ziekenverpleger {zn.}
Pfleger
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Duits
Hij is geen dokter, maar een verpleger.
Er ist nicht Arzt, sondern Krankenpfleger.
Ik wil dokter worden, of verpleger, of leraar.
Ich möchte Ärztin, Krankenschwester oder Lehrerin werden.