Vertaling van vissen
wij vissen
jullie vissen
zij vissen
wir fischen
ihr fischt
sie fischen
» meer vervoegingen van fischen
Voorbeelden in zinsverband
Zij kunnen vissen.
Sie können angeln.
Hij houdt van vissen.
Er mag Angeln.
Vissen leven in het water.
Fische leben im Wasser.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
Wir gehen ab und zu angeln.
Denk jij dat vissen kunnen horen?
Denkst Du, dass Fische hören können?
Dolfijnen en walvissen zijn geen vissen.
Delfine und Wale sind keine Fische.
Denk jij dat vissen kunnen horen?
Glaubst du, dass Fische hören können?
Bill gaat om de dag vissen.
Willi geht jeden zweiten Tag angeln.
Mijn vader heeft gisteren drie vissen gevangen.
Mein Vater fing gestern drei Fische.
We gaan van tijd tot tijd vissen.
Wir gehen hin und wieder angeln.
Als kind ging ik dikwijls vissen met mijn vader.
Als Kind bin ich öfter mit meinem Vater fischen gegangen.