Vertaling van vlam

Inhoud:

Nederlands
Duits
opwinding [v], vlam [v], vuur [o] {zn.}
Feuer [o] (das ~)
Flamme [v] (die ~)
Het vuur is uitgegaan.
Das Feuer ging aus.
Zwavel brandt met een blauwe vlam.
Schwefel brennt mit blauer Flamme.
ader [v], nerf [v], vlam {zn.}
Vene [v] (die ~)
Ader [v] (die ~)
vlammen {ww.}
glühen
Feuer sprühen
feurig leuchten

ik vlam

ich glühe
» meer vervoegingen van glühen

laaien, vlammen {ww.}
lodern
entflammt sein
in Flammen stehen
flammen

ik vlam

ich flamme
» meer vervoegingen van flammen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Het gordijn heeft vlam gevat.

Die Gardinen fingen Feuer.

Zwavel brandt met een blauwe vlam.

Schwefel brennt mit blauer Flamme.

Niet opnieuw! Zie hoe die twee elkaar kussen. Ze staan echt in vuur en in vlam voor elkaar. Ik kan dit niet langer aanzien.

Nicht schon wieder! Schau, wie die zwei sich küssen. Die sind wirklich scharf aufeinander. Ich kann es nicht mehr mit ansehen.


Gerelateerd aan vlam

opwinding - vuur - ader - nerf - vlammen - laaien