Vertaling van vlammen

Inhoud:

Nederlands
Duits
vlammen {ww.}
glühen
Feuer sprühen
feurig leuchten

wij vlammen
jullie vlammen
zij vlammen

wir glühen
ihr glüht
sie glühen
» meer vervoegingen van glühen

laaien, vlammen {ww.}
lodern
entflammt sein
in Flammen stehen
flammen

wij vlammen
jullie vlammen
zij vlammen

wir flammen
ihr flammt
sie flammen
» meer vervoegingen van flammen

opwinding [v], vlam (mv. vlammen) [v], vuur [o] {zn.}
Feuer [o] (das ~)
Flamme [v] (die ~)
Het vuur is uitgegaan.
Das Feuer ging aus.
Zwavel brandt met een blauwe vlam.
Schwefel brennt mit blauer Flamme.
ader [v], nerf [v], vlam (mv. vlammen) {zn.}
Vene [v] (die ~)
Ader [v] (die ~)


Gerelateerd aan vlammen

laaien - opwinding - vlam - vuur - ader - nerf