Vertaling van voertuig

Inhoud:

Nederlands
Duits
rijtuig, vehikel, voertuig, wagen {zn.}
Wagen [m] (der ~)
Gefährt
Fuhrwerk [o] (das ~)
Jij bent het derde wiel aan de wagen.
Sie sind das fünfte Rad am Wagen.
Vertel me alstublieft waar ik mijn wagen moet parkeren.
Bitte sage mir, wo ich meinen Wagen parken kann.


Gerelateerd aan voertuig

rijtuig - vehikel - wagen