Vertaling van vooraf

Inhoud:

Nederlands
Duits
van te voren, vooruit, vooraf {bw.}
im Voraus
voorafgaan, voor zijn {ww.}
voraus sein
vorgehen
vorangehen

ik ga vooraf
jij gaat vooraf
hij/zij/het gaat vooraf

ich gehe vor
du gehst vor
er/sie/es geht vor
» meer vervoegingen van vorgehen



Gerelateerd aan vooraf

van te voren - vooruit - voorafgaan - voor zijn