Vertaling van vorm

Inhoud:

Nederlands

Duits

coupe [v], fatsoen [o], makelij [v], snit, vorm {zn.}

Form [v] (die ~)
Art [v] (die ~)
Machart
Zuschnitt [m] (der ~)
Schnitt [m] (der ~)
Gestalt [v] (die ~)
Fasson [o] (das ~)

Ieder molecuul in ons lichaam heeft een unieke vorm.

Jedes Molekül in unserem Körper hat eine einzigartige Form.

Er zijn mensen in de wereld die zo'n honger hebben, dat God alleen in de vorm van brood aan hen kan verschijnen.

Es gibt Leute auf der Welt, die so hungrig sind, dass Gott ihnen nicht erscheinen kann, außer in Form von Brot.

gedaante [v], vorm {zn.}

Form [v] (die ~)
Ausprägung [v] (die ~)
Ausdruck [m] (der ~)
Gestalt [v] (die ~)

vormen, vormgeven {ww.}

Fasson geben

bekrachtigen, bevestigen, erkennen, staven, vormen {ww.}

bestätigen
konfirmieren
bekräftigen

ik vorm

aangaan, formeren, vormen {ww.}

formieren
formen
gestalten
bilden