Vertaling van vrees

Inhoud:

Nederlands
Duits
beduchtheid [v], vrees {zn.}
Furcht [v] (die ~)
Angst [v] (die ~)
bang zijn voor, duchten, schromen, terugschrikken voor, vrezen {ww.}
fürchten
zagen
sich ängstigen
sich ängsten
befürchten

ik vrees

ich fürchte
» meer vervoegingen van fürchten

Vrees niet, want er is niets te vrezen.
Fürchte nichts, denn es gibt nichts zu fürchten.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik vrees dat we er geen meer over hebben.

Leider haben wir keine mehr.

Vrees niet, want er is niets te vrezen.

Fürchte nichts, denn es gibt nichts zu fürchten.

Vrees niet het onverwachte, maar wees erop voorbereid.

Fürchte nicht das Unerwartete, aber sei darauf vorbereitet.

"Is zijn verhaal waar?" "Ik vrees van niet."

"Ist seine Geschichte wahr?" "Ich fürchte, nein."


Gerelateerd aan vrees

beduchtheid - bang zijn voor - duchten - schromen - terugschrikken voor - vrezen