Vertaling van vrij

Inhoud:

Nederlands
Duits
los, onbelemmerd, onbezet, open, vlot, vrij, vrijgesteld {bn.}
frei
geläufig
frank, ongegeneerd, ongedwongen, vrij, vrijmoedig, vrijpostig {bn.}
zwanglos
ungeniert
unverfroren
unbefangen
frei
aardig, tamelijk, vrij {bw.}
ziemlich
gratis, kosteloos, vrij {bn.}
unentgeltlich
voor het vaderland weg, vrij {bw.}
unverfroren
ungeniert
zwanglos
frei
ungezwungen
unbefangen
unverblühmt
basta, genoeg, nogal, tamelijk, vrij, voldoende {bw.}
genug
genügend
hinlänglich
ziemlich
sex bedrijven, sex hebben, vrijen {ww.}
lieben
bumsen

ik vrij

ich liebe
» meer vervoegingen van lieben

het hof maken, scharrelen, vrijen {ww.}
poussieren
schäkern mit
den Hof machen

ik vrij

ich poussiere
» meer vervoegingen van poussieren


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Ik neem morgenmiddag vrij.

Ich nehme mir morgen Nachmittag frei.

Het is vrij koud.

Es ist ziemlich kalt.

Ik ben deze nacht vrij.

Ich habe heute Abend Zeit.

Ik ben vrij op zondag.

Ich habe am Sonntag Zeit.

Tom neemt een paar dagen vrij.

Tom nimmt sich ein paar Tage frei.

Hij heeft een week vrij genomen.

Er nahm sich eine Woche frei.

De Japanse economie ontwikkelde zich vrij snel.

Die japanische Wirtschaft hat sich schnell entwickelt.

Tom is een vrij goede snowboarder.

Tom ist ein ziemlich guter Gleitbrettfahrer.

Je bent vrij om te gaan wanneer je ook wil.

Du kannst gehen, wann immer du willst.

Hij beval hen om de gevangenen vrij te laten.

Er befahl ihnen, die Gefangenen freizulassen.

Alle mensen worden vrij en gelijk in waardigheid en rechten geboren. Zij zijn begiftigd met verstand en geweten, en behoren zich jegens elkander in een geest van broederschap te gedragen.

Alle Menschen sind frei und gleich an Würde und Rechten geboren. Sie sind mit Vernunft und Gewissen begabt und sollen einander im Geist der Brüderlichkeit begegnen.