Vertaling van vrijpleiten

Inhoud:

Nederlands
Duits
vrijpleiten, vrijspreken, absolveren, de absolutie geven {ww.}
freisprechen
lossprechen
absolvieren

ik zal vrijpleiten
jij zult vrijpleiten
hij/zij/het zal vrijpleiten

ich werde freisprechen
du wirst freisprechen
er/sie/es wird freisprechen
» meer vervoegingen van freisprechen



Gerelateerd aan vrijpleiten

vrijspreken - absolveren - de absolutie geven