Vertaling van vrolijk
Inhoud:
Nederlands
Duits
lustig, monter, vrolijk {bn.}
fröhlich
heiter
lustig
vergnügt
freundlich
heiter
lustig
vergnügt
freundlich
blij, verblijd, verheugd, opgetogen, opgewekt, vrolijk {bn.}
froh
freudig
erfreut
begeistert
freudig
erfreut
begeistert
amuseren, onderhouden, opvrolijken, vermaken {ww.}
vergnügen
unterhalten
belustigen
ergötzen
amüsieren
unterhalten
belustigen
ergötzen
amüsieren
ik vrolijk op
ich vergnüge
» meer vervoegingen van vergnügen
opkikkeren, opmonteren, opvrolijken {ww.}
belustigen
erheitern
aufheitern
erheitern
aufheitern
ik vrolijk op
ich belustige
» meer vervoegingen van belustigen
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Duits
Vrolijk kerstfeest!
Frohe Weihnachten!
Vrolijk kerstfeest!
Frohe Weihnachten!
Vrolijk Pasen!
Fröhliche Ostern!