Vertaling van wandel

Inhoud:

Nederlands
Duits
gedrag [o], houding [v], wandel {zn.}
Verhalten [o] (das ~)
Gebahren
Benehmen [o] (das ~)
Betragen [o] (das ~)
Aufführung [v] (die ~)
Zijn gedrag is mijn belangrijkste zorg.
Sein Verhalten ist meine größte Sorge.
aan de wandel zijn, lopen, tippelen, wandelen {ww.}
spazieren
promenieren

ik wandel

ich spaziere
» meer vervoegingen van spazieren

Hij ging wandelen.
Er ist spazieren gegangen.
Ze gaat graag alleen wandelen.
Sie geht gerne allein spazieren.


Gerelateerd aan wandel

gedrag - houding - aan de wandel zijn - lopen - tippelen - wandelen