Vertaling van wijk

Inhoud:

Nederlands
Duits
Wijk {eigenn.}
Wyk
buurt [v], wijk, stadswijk {zn.}
Stadtteil [m] (der ~)
Stadtviertel [o] (das ~)
Viertel [o] (das ~)
Quartier [o] (das ~)
gracht, kanaal [o], vaart, wijk {zn.}
Graben [m] (der ~)
Kanal [m] (der ~)
Hij is in de gracht gevallen.
Er ist in den Graben gefallen.
aflaten, ophouden, stoppen, uitscheiden, wijken {ww.}
aufhören

ik wijk

ich höre auf
» meer vervoegingen van aufhören

Ik kon Tom niet stoppen.
Ich konnte nicht aufhören Tom.
Ge zoudt moeten stoppen met roken.
Sie sollten aufhören zu rauchen.
toegeven, afstaan, wijken {ww.}
zurückweichen
übertragen
einräumen
zedieren
überlassen
weichen
nachgeben
abtreten

ik wijk

ich weiche zurück
» meer vervoegingen van zurückweichen

'm smeren, verdwijnen, wijken, verzwinden, zwinden {ww.}
verschwinden
vergehen
entschwinden

ik wijk

ich verschwinde
» meer vervoegingen van verschwinden

Mijn geld schijnt aan het eind van de maand te verdwijnen.
Mein Geld scheint am Ende des Monats zu verschwinden.


Gerelateerd aan wijk

Wijk - buurt - stadswijk - gracht - kanaal - vaart - aflaten - ophouden - stoppen - uitscheiden - wijken - toegeven - afstaan - 'm smeren - verdwijnen