Vertaling van zacht

Inhoud:

Nederlands
Duits
liefelijk, zacht, zoet {bn.}
süß
lieblich
entzückend
reizend
sanft
lind
mild
wohltuend
Süß-
mild, zacht, zachtaardig, zachtmoedig, zachtzinnig, zoel {bn.}
mild
stil, zacht, zwak {bn.}
leise
mals, murw, week, zacht {bn.}
weich


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Slaap zacht, Sean.

Schlafe gut, Sean.

In de verte hoor ik het geluid van zacht ruizende wegen.

In der Ferne höre ich den Laut leise rauschender Wege.


Gerelateerd aan zacht

liefelijk - zoet - mild - zachtaardig - zachtmoedig - zachtzinnig - zoel - stil - zwak - mals - murw - week