Vertaling van zak

Inhoud:

Nederlands
Duits
zak [m] {zn.}
Tasche [v] (die ~)
Iemand heeft mijn zak weg genomen.
Jemand hat meine Tasche weggenommen.
Wat heb je in je zak?
Was hast du in deiner Tasche?
tas, zak {zn.}
Sack [v] (die ~)
Beutel [m] (der ~)
Ik heb gisteren een kat in de zak gekocht.
Gestern kaufte ich eine Katze im Sack.
doos [v], bak [m], etui [o], foedraal [o], koker [m], korf [m], pot [m], zak, vat [o], kist [v], fles [v], krat [o], emmer, kruik, urn {zn.}
Besteck [o] (das ~)
Krug [m] (der ~)
Behälter [m] (der ~)
afdalen, zakken, dalen {ww.}
fallen
hinabfliegen
herunterfliegen
herabfliegen
heruntersteigen
talabwärts fließen
abfallen
bergab gehen
hinuntergehen
hinabgehen
heruntergehen
herabgehen
hinuntersteigen
hinabsteigen
hinunterfliegen
sich senken
herabfahren
abschüssig sein
herunterfahren
talwärts fließen
hinabfahren
hinunterfahren
herabsteigen

ik zak

ich falle
» meer vervoegingen van fallen

Ik wil niet zakken voor mijn examens.
Ich will nicht durch meine Prüfungen fallen.
dalen, lager worden, naar beneden gaan, zakken {ww.}
sinken
heruntergehen
sich senken
sich herablassen
sich erniedrigen
niedrig werden

ik zak

ich sinke
» meer vervoegingen van sinken



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Duits

Wil je een plastieken zak of een papieren zak?

Möchten Sie lieber eine Plastiktüte oder eine aus Papier?

Wat heb je in je zak?

Was hast du in deiner Tasche?

Wat hebt ge nog meer op zak?

Was hast du noch in der Tasche?

Iemand heeft mijn zak weg genomen.

Jemand hat meine Tasche weggenommen.

Ik heb gisteren een kat in de zak gekocht.

Gestern kaufte ich eine Katze im Sack.

Dima stak zijn hand in zijn zak en haalde er een gigantische aktetas uit.

Dima griff in seine Tasche und zog eine riesige Aktenmappe heraus.

"Hoe heeft u een aktetas in uw zak gekregen?!" vroeg de vrouw stomverbaasd.

"Wie habe sie es geschafft, eine Aktenmappe in Ihrer Tasche unterzubringen?!" fragte die Frau verblüfft.


Gerelateerd aan zak

tas - doos - bak - etui - foedraal - koker - korf - pot - vat - kist - fles - krat - emmer - kruik - urn