Vertaling van zat
trunken
betrunken
ik zat
jij zat
hij/zij/het zat
ich saß
du saßest
er/sie/es saß
» meer vervoegingen van sitzen
ik zat
jij zat
hij/zij/het zat
ich posierte
du posiertest
er/sie/es posierte
» meer vervoegingen van posieren
Voorbeelden in zinsverband
Ik zat naast hem.
Ich saß neben ihm.
Ze zat naast me.
Sie saß neben mir.
Hij zat bij de rivier.
Er saß am Fluss.
Ik zat op hete kolen.
Ich saß wie auf heißen Kohlen.
Hij zat op het bed.
Er setzte sich auf das Bett.
De hond zat achter de kat aan.
Der Hund rannte der Katze hinterher.
Hij zat daar een pijp te roken.
Er saß Pfeife rauchend da.
Ik zat tussen Tom en John.
Ich saß zwischen Tom und John.
De jongen zat op een stoel.
Der Junge saß auf einem Stuhl.
Er zat een kat op de tafel.
Auf dem Tisch war eine Katze.
Ik zat twaalf uur op de trein.
Ich war 12 Stunden im Zug.
Een oude man zat naast mij in de bus.
Ein alter Mann saß neben mir im Bus.
Toen ik nog op de middelbare school zat, stond ik elke morgen om 6 uur op.
Damals im Gymnasium bin ich jeden Morgen um 6 Uhr aufgestanden.
Daar hij moe was, zat hij in de sofa met gesloten ogen.
Da er müde war, saß er mit geschlossenen Augen auf dem Sofa.
De vrouwelijke studente die voor de leraar zat komt uit Duitsland.
Die Schülerin, die sich direkt vor den Lehrer gesetzt hat, kommt aus Deutschland.