Vertaling van zoenen

Inhoud:

Nederlands
Duits
kussen, zoenen {ww.}
küssen

wij zoenen
jullie zoenen
zij zoenen

wir küssen
ihr küsst
sie küssen
» meer vervoegingen van küssen

Ik wil je zoenen.
Ich möchte dich küssen.
U mag nu de bruid kussen.
Sie dürfen die Braut jetzt küssen.
kus, zoen (mv. zoenen) {zn.}
Kuß [m] (der ~)
verzoening [v], zoen (mv. zoenen) {zn.}
Sühne [v] (die ~)


Gerelateerd aan zoenen

kussen - kus - zoen - verzoening