Vertaling van zoet
Inhoud:
Nederlands
Duits
zoetigheid , snoep, snoepgoed, zoet {zn.}
Süßes
Balsam
Süßigkeit
Balsam
Süßigkeit
liefelijk, zacht, zoet {bn.}
süß
lieblich
entzückend
reizend
sanft
lind
mild
wohltuend
Süß-
lieblich
entzückend
reizend
sanft
lind
mild
wohltuend
Süß-
oppassend, zoet {bn.}
von gutem Betrageb gesittet
artig
artig
boenen, poetsen, polijsten, schuren, wrijven, zoeten {ww.}
polieren
glätten
glätten
ik zoet
jij zoet
hij/zij/het zoet
ich poliere
du polierst
er/sie/es poliert
» meer vervoegingen van polieren
zoeten {ww.}
versüßen
süßen
süßen
ik zoet
jij zoet
hij/zij/het zoet
ich versüße
du versüßt
er/sie/es versüßt
» meer vervoegingen van versüßen
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Duits
Slaapwel. Droom zoet.
Gute Nacht. Träum was Schönes.
Suiker is zoet.
Zucker ist süß.
De vrucht is zoet.
Die Frucht schmeckt süß.
De cake smaakt zoet.
Der Kuchen schmeckt süß.
Is het zoet of zuur?
Schmeckt es süß oder sauer?
Deze cake is erg zoet.
Dieser Kuchen ist sehr süß.
Zout water heeft meer drijfvermogen dan zoet water.
Salzwasser trägt besser als Süßwasser.