Vertaling van zojuist
Inhoud:
Nederlands
Duits
juist, net, pas, straks, zojuist, zoëven, daarnet, daarstraks, zonet {bw.}
eben
gerade
just
soeben
gerade
just
soeben
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Duits
Ik heb zojuist ontbeten.
Ich habe gerade gefrühstückt.
Ik heb zojuist geluncht.
Ich habe gerade zu Mittag gegessen.