Vertaling van zwepen

Inhoud:

Nederlands
Duits
aanporren, aansporen, aanvuren, prikkelen, stimuleren, zwepen {ww.}
stimulieren
reizen
anreizen
anregen

wij zwepen
jullie zwepen
zij zwepen

wir stimulieren
ihr stimuliert
sie stimulieren
» meer vervoegingen van stimulieren

geselen, met de zweep geven, striemen, zwepen {ww.}
peitschen
kasteien

wij zwepen
jullie zwepen
zij zwepen

wir peitschen
ihr peitscht
sie peitschen
» meer vervoegingen van peitschen

aansporen, aanvuren, aanwakkeren, opwekken, zwepen {ww.}
herausfordern
antreiben
aufhetzen
anspornen

wij zwepen
jullie zwepen
zij zwepen

wir fordern heraus
ihr fordert heraus
sie fordern heraus
» meer vervoegingen van herausfordern

zweep (mv. zwepen) {zn.}
Peitsche [v] (die ~)
Gerte [v] (die ~)