Vertaling van Frans
French language
gallic
gallic
Voorbeelden in zinsverband
Hij kan Frans spreken.
He can speak French.
Frans is zijn moedertaal.
French is his mother tongue.
Is dit Frans?
Is this French?
Frans is haar moedertaal.
French is her first language.
Hij spreekt ook Frans.
He also speaks French.
Hij spreekt vloeiend Frans.
He speaks French fluently.
Het stokbrood is Frans.
The baguette is French.
Frans is haar moedertaal.
French is her native language.
Hij kan helemaal geen Frans.
He doesn't know French at all.
Ik wil graag Frans leren.
I want to learn French.
Ben je Amerikaans of Frans?
Are you American or French?
Leert Tom Frans op school?
Is Tom studying French at school?
Frans spreekt men in Frankrijk.
French is spoken in France.
Hij spreekt Engels en Frans.
He speaks English and French.
Ik spreek helemaal geen Frans.
I don't know any French.