Vertaling van Russisch

Inhoud:

Nederlands
Engels
Russisch {bn.}
Russian
Russisch, Russische taal {zn.}
Russian
Russian language
Zij zijn Russisch.
They're Russian.
Zij spreekt Russisch.
She can speak Russian.
Russisch [o] (het ~) {zn.}
russian
Hij spreekt perfect Russisch.
He speaks Russian perfectly.
Hij heeft snel Russisch verworven.
He acquired Russian quickly.
Russisch {bn.}
russian
Russisch {bn.}
russian


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Zij zijn Russisch.

They're Russian.

Zij spreekt Russisch.

She can speak Russian.

Hij spreekt ook Russisch.

He can speak Russian as well.

Hij spreekt perfect Russisch.

He speaks Russian perfectly.

Hij is Russisch van geboorte.

He is a Russian by birth.

Hij heeft snel Russisch verworven.

He acquired Russian quickly.

Ik spreek Engels, Russisch en Globish.

I speak English, Russian and Globish.

Russisch is erg moeilijk te leren.

Russian is very difficult to learn.

We hebben Russisch geleerd in plaats van Frans.

We learned Russian instead of French.

Tijdens de volkstelling zal "Trasjanka" gelijkgesteld worden aan Wit-Russisch.

‘Trasianka’ will be equalized with Belarusian language during the census.

Ik ken een man die goed Russisch spreekt.

I know a man who can speak Russian well.

Hij kan het Russisch zowel spreken als schrijven.

He can both speak and write Russian.

"Die letters staan allemaal verkeerd om!" "Nee, dat hoort zo, dat is Russisch."

"Those letters are all the wrong way around!" "No, it's supposed to be like that, it's Russian."


Gerelateerd aan Russisch

Russische taaltaal