Vertaling van aan
Voorbeelden in zinsverband
Hij paste zich aan de omstandigheden aan.
He adapted himself to circumstances.
Hij zit aan tafel.
He's sitting at the table.
Duitsland grenst aan Nederland.
Germany shares a border with the Netherlands.
De zonsopgang breekt aan.
The dawn is breaking.
Trek je pyjama aan.
Put on your pajamas.
Duitsland grenst aan Frankrijk.
Germany borders on France.
Waar denk je aan?
What are you thinking about?
Doe de radio aan.
Turn on the radio.
Ik dacht aan jou.
I was thinking about you.
Ze zitten aan tafel.
They are sitting at the table.
Ze stierf aan maagkanker.
She died of stomach cancer.
Er klopt iemand aan.
Someone's knocking at the door.
Ze stierf aan kanker.
She died of cancer.
Ze trok sokken aan.
She put on socks.
Zet het alsjeblieft aan.
Please turn it on.