Vertaling van aanbelangen
Inhoud:
Nederlands
Engels
aangaan, aanbelangen, betreffen, verkeren, zich verhouden {ww.}
hij/zij/het zal aanbelangen
zij zult aanbelangen
hij/zij/het zal aanbelangen
he/she/it will apply
they will apply
he/she/it would apply
» meer vervoegingen van to apply
aanbelangen, betreffen, bewegen, gaan, gelden, handelen, slaan, raken, treffen, aankomen, aangaan, draaien {ww.}
to touch
to touch on
to refer
to relate
to pertain
to have-to doe with
to concern
to come to
to bear on
to touch on
to refer
to relate
to pertain
to have-to doe with
to concern
to come to
to bear on
hij/zij/het zal aanbelangen
zij zult aanbelangen
hij/zij/het zal aanbelangen
he/she/it will touch
they will touch
he/she/it would touch
» meer vervoegingen van to touch