Vertaling van aankomen

Inhoud:

Nederlands
Engels
aankomen, zwaarder worden {ww.}
to put on weight
to gain 

ik zal aankomen
jij zult aankomen
hij/zij/het zal aankomen

I will gain
you will gain
he/she/it will gain
» meer vervoegingen van to gain

aankomen, raken, aanraken, beroeren, toucheren {ww.}
to touch 
to adjoin
to abut
to affect

ik zal aankomen
jij zult aankomen
hij/zij/het zal aankomen

I will touch
you will touch
he/she/it will touch
» meer vervoegingen van to touch

Niet aanraken.
Don't touch that.
Niet aanraken.
Don't touch it.
aankomen, arriveren {ww.}
to arrive
to end up
to get 

ik zal aankomen
jij zult aankomen
hij/zij/het zal aankomen

I will arrive
you will arrive
he/she/it will arrive
» meer vervoegingen van to arrive

De brief zal morgen aankomen.
The letter will arrive tomorrow.
Ik wil weten wanneer mijn bagage zal aankomen.
I want to know when my baggage is going to arrive.
aankomen {ww.}
to touch

ik zal aankomen
jij zult aankomen
hij/zij/het zal aankomen

I will touch
you will touch
he/she/it will touch
» meer vervoegingen van to touch

aankomen {ww.}
to call up
to bring forward
aankomen {ww.}
to strike home
to strike a chord
to strike a note
to hit home
arriveren, aankomen, binnenkomen, komen {ww.}
to come
to get
to arrive

ik zal aankomen
jij zult aankomen
hij/zij/het zal aankomen

I will come
you will come
he/she/it will come
» meer vervoegingen van to come

Mag ik binnenkomen?
Might I come in?
Kan ik binnenkomen?
May I come in?
verdikken, aankomen {ww.}
to put on
to gain

ik zal aankomen
jij zult aankomen
hij/zij/het zal aankomen

I will gain
you will gain
he/she/it will gain
» meer vervoegingen van to gain

aanbelangen, betreffen, bewegen, gaan, gelden, handelen, slaan, raken, treffen, aankomen, aangaan, draaien {ww.}
to bear on
to come to
to concern
to have-to doe with
to pertain
to refer
to relate
to touch
to touch on

ik zal aankomen
jij zult aankomen
hij/zij/het zal aankomen

I will concern
you will concern
he/she/it will concern
» meer vervoegingen van to concern

neerkomen, aankomen, liggen, afhangen {ww.}
to depend

ik zal aankomen
jij zult aankomen
hij/zij/het zal aankomen

I will depend
you will depend
he/she/it will depend
» meer vervoegingen van to depend

genaken, naken, aankomen, naderen {ww.}
to approach
to come near
to come on
to draw close
to draw near
to go up
to near

ik zal aankomen
jij zult aankomen
hij/zij/het zal aankomen

I will approach
you will approach
he/she/it will approach
» meer vervoegingen van to approach



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

De brief zal morgen aankomen.

The letter will arrive tomorrow.

Ik wil weten wanneer mijn bagage zal aankomen.

I want to know when my baggage is going to arrive.

Door de storm zijn we niet op de voorziene tijd kunnen aankomen.

Because of the storm, we weren't able to arrive at the appointed time.