Vertaling van aankunnen
Inhoud:
Nederlands
Engels
aankunnen {ww.}
to be stronger than
to be able to match with
to be able to match with
aankunnen, kunnen doen {ww.}
to be able to do
to be able to cope with
to be able to cope with
Hij zal het werk niet aankunnen.
He will not be able to do the work.
aankunnen {ww.}
to manage
to deal
to handle
to care
to deal
to handle
to care
ik zal aankunnen
jij zult aankunnen
hij/zij/het zal aankunnen
I will manage
you will manage
he/she/it will manage
» meer vervoegingen van to manage
aankunnen {ww.}
to require
to command
to command
ik zal aankunnen
jij zult aankunnen
hij/zij/het zal aankunnen
I will require
you will require
he/she/it will require
» meer vervoegingen van to require