Vertaling van aanleren
Inhoud:
Nederlands
Engels
ik zal aanleren
jij zult aanleren
hij/zij/het zal aanleren
I will learn
you will learn
he/she/it will learn
» meer vervoegingen van to learn
Ik wil graag Frans leren.
I want to learn French.
Wij leren Engels op school.
We learn English at school.
aanleren {ww.}
to teach
to learn
to instruct
to learn
to instruct
ik zal aanleren
jij zult aanleren
hij/zij/het zal aanleren
I will teach
you will teach
he/she/it will teach
» meer vervoegingen van to teach
Kunt ge mij het stelen aanleren?
Can you teach me how to steal?