Vertaling van abnormaal
Inhoud:
Nederlands
Engels
abnormaal, besodemieterd, betoeterd, crazy, dwaas, gaga, geschift, geschuffeld, gesjochten, gestoord, getikt, getroebleerd, halfwijs, inept, kierewiet, kolderiek, krankjorum, lijp, maf, mal, mallotig, mesjokke, toktok, tureluurs, verknipt, zot, achterlijk, gek, mesjoche, bezopen, halfgaar, krankzinnig, geflipt {bn.}
potty
verschillend, abnormaal, atypisch, deviant {bn.}
atypical
irregular
irregular
ongewoon, abnormaal {bn.}
free-thinking
latitudinarian
undogmatic
undogmatical
latitudinarian
undogmatic
undogmatical