Vertaling van afbreken

Inhoud:

Nederlands
Engels
afbreken {ww.}
to break off
to break 

ik zal afbreken
jij zult afbreken
hij/zij/het zal afbreken

I will break
you will break
he/she/it will break
» meer vervoegingen van to break

afbreken, afrukken, plukken, afplukken, wegscheuren {ww.}
to pluck
to tear off
to pick 

ik zal afbreken
jij zult afbreken
hij/zij/het zal afbreken

I will pluck
you will pluck
he/she/it will pluck
» meer vervoegingen van to pluck

afbreken, uitschakelen, uitzetten {ww.}
to cut a connection
to cut 

ik zal afbreken
jij zult afbreken
hij/zij/het zal afbreken

I will cut
you will cut
he/she/it will cut
» meer vervoegingen van to cut

afbreken, delen, splitsen, opsplitsen, verdelen {ww.}
to share 
to separate 
to divide 

ik zal afbreken
jij zult afbreken
hij/zij/het zal afbreken

I will share
you will share
he/she/it will share
» meer vervoegingen van to share

Tom houdt er niet van om te delen.
Tom doesn't like to share.
Je moet je werk met anderen delen.
You must share your work with others.
afbreken, afgeven op, afkammen {ww.}
to write down
to run down
to pull to pieces
to demolish 
to cut up
to cry down

ik zal afbreken
jij zult afbreken
hij/zij/het zal afbreken

I will demolish
you will demolish
he/she/it will demolish
» meer vervoegingen van to demolish

afbreken, slopen, neerhalen {ww.}
to tear down
to take down
to demolish 
to pull down
to break down

ik zal afbreken
jij zult afbreken
hij/zij/het zal afbreken

I will demolish
you will demolish
he/she/it will demolish
» meer vervoegingen van to demolish

afbreken, opbreken, opheffen, staken, stelpen, stoppen, stopzetten {ww.}
to stop 
to discontinue 
to end 
to halt
to lift 
to prorogue
to quell
to staunch
to abate

ik zal afbreken
jij zult afbreken
hij/zij/het zal afbreken

I will stop
you will stop
he/she/it will stop
» meer vervoegingen van to stop

breken, afbreken, knappen, uitraken, stukgaan {ww.}
to break 
to crack 

ik zal afbreken
jij zult afbreken
hij/zij/het zal afbreken

I will break
you will break
he/she/it will break
» meer vervoegingen van to break

Je moet je beloftes niet breken.
You shouldn't break your promises.
Hackers breken zonder toestemming in computers in.
Hackers break into computers without permission.
breken, afbreken, doorbreken, schenden, stukbreken, verbreken {ww.}
to break 
to crack 
to breach

ik zal afbreken
jij zult afbreken
hij/zij/het zal afbreken

I will break
you will break
he/she/it will break
» meer vervoegingen van to break

Zij probeerden het vijandelijk front te doorbreken.
They attempted to break through the enemy line.
Je kan geen omelet maken zonder eieren te breken.
You have to break an egg to make an omelette.