Vertaling van afdragen
Inhoud:
Nederlands
Engels
afdragen, opgebruiken, slijten, verslijten {ww.}
to wear out
to overtax
to use up
to overtax
to use up
ik zal afdragen
jij zult afdragen
hij/zij/het zal afdragen
I will overtax
you will overtax
he/she/it will overtax
» meer vervoegingen van to overtax
afdragen, opdragen {ww.}
to wear thin
to wear out
to wear down
to wear off
to wear
to wear out
to wear down
to wear off
to wear
ik zal afdragen
jij zult afdragen
hij/zij/het zal afdragen
I will wear
you will wear
he/she/it will wear
» meer vervoegingen van to wear
aangeven, aanreiken, afdragen, overbrengen, overgeven, toereiken {ww.}
ik zal afdragen
jij zult afdragen
hij/zij/het zal afdragen
I will pass
you will pass
he/she/it will pass
» meer vervoegingen van to pass
Neemt u me niet kwalijk, kunt u me de suiker aangeven?
Excuse me, could you pass me the sugar?
opbrengen, afdragen {ww.}
to turn over
to reach
to pass on
to pass
to hand
to give
to reach
to pass on
to pass
to hand
to give
ik zal afdragen
jij zult afdragen
hij/zij/het zal afdragen
I will reach
you will reach
he/she/it will reach
» meer vervoegingen van to reach