Vertaling van afleggen
ik zal afleggen
jij zult afleggen
hij/zij/het zal afleggen
I will drop
you will drop
he/she/it will drop
» meer vervoegingen van to drop
to cover
to go through
ik zal afleggen
jij zult afleggen
hij/zij/het zal afleggen
I will cover
you will cover
he/she/it will cover
» meer vervoegingen van to cover
to fulfill
to execute
to carry through
to carry out
to action
to accomplish
ik zal afleggen
jij zult afleggen
hij/zij/het zal afleggen
I will fulfil
you will fulfil
he/she/it will fulfil
» meer vervoegingen van to fulfil
to make
to establish
ik zal afleggen
jij zult afleggen
hij/zij/het zal afleggen
I will make
you will make
he/she/it will make
» meer vervoegingen van to make
ik zal afleggen
jij zult afleggen
hij/zij/het zal afleggen
I will lay
you will lay
he/she/it will lay
» meer vervoegingen van to lay
to toss out
to throw out
to toss
to put away
to throw away
to dispose
to fling
to discard
to chuck out
to cast out
to cast away
to cast aside
ik zal afleggen
jij zult afleggen
hij/zij/het zal afleggen
I will toss
you will toss
he/she/it will toss
» meer vervoegingen van to toss
to shed
to molt
to moult
to exuviate
ik zal afleggen
jij zult afleggen
hij/zij/het zal afleggen
I will shed
you will shed
he/she/it will shed
» meer vervoegingen van to shed
Voorbeelden in zinsverband
Ik moet volgende week een examen opnieuw afleggen.
I have to resit an English exam next week.
Wij zouden willen dat we geen examen moesten afleggen in het Engels.
We wish we didn't have to take a test in English.