Vertaling van afwezig
Inhoud:
Nederlands
Engels
afwezig {bn.}
absent
afwezig, wezenloos {bn.}
absent-minded
absent, afwezig, uitstedig {bn.}
absent
absent, afwezig {bn.}
deficient
lacking
wanting
lacking
wanting
ongeconcentreerd, verstrooid, absent, afwezig {bn.}
dreamy
moony
woolgathering
moony
woolgathering
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Engels
Tom is afwezig.
Tom is absent.
Is er iemand afwezig vandaag?
Is anyone absent today?
Soms is hij van school afwezig.
He is sometimes absent from school.
Veel studenten waren afwezig van school.
A great many students were absent from school.