Vertaling van auto
Inhoud:
Nederlands
Engels
Hij heeft een auto.
He has a car.
Deze auto is snel.
This car is fast.
automobiel , auto , wagen {zn.}
car
automobile
motorcar
machine
auto
automobile
motorcar
machine
auto
De auto is klaar.
The car is ready.
Ik heb een auto.
I have a car.
autorijden, tuffen {ww.}
to drive
ik rijd auto
jij rijdt auto
hij/zij/het rijdt auto
I drive
you drive
he/she/it drives
» meer vervoegingen van to drive
Kunt u autorijden?
Can you drive a car?
Mijn broer kan autorijden.
My brother can drive a car.
Voorbeelden in zinsverband
Nederlands
Engels
Heb je een auto?
Do you have a car?
De auto bleef versnellen.
The car continued to put on speed.
Hij heeft een auto.
He has a car.
Deze auto is snel.
This car is fast.
De auto is klaar.
The car is ready.
De auto rijdt snel.
The car is running fast.
Ik heb een auto.
I have a car.
Dit is mijn auto.
This is my car.
Tom heeft een auto.
Tom has a car.
Dit is mijn auto.
This car is mine.
Hij stopte de auto.
He stopped the car.
Heb je een auto?
Have you got a car?
Hij wast je auto.
He is washing your car.
Dat is zijn auto.
That is his car.
Marco's auto heet "Thunder Giant".
The name of Marco's car is 'Thunder Giant'.