Vertaling van beloven

Inhoud:

Nederlands
Engels
beloven, toezeggen, uitloven, verzeggen {ww.}
to promise

wij beloven
jullie beloven
zij beloven

we promise
you promise
they promise
» meer vervoegingen van to promise

Je moet me iets beloven.
You must promise me something.
Je moet me alleen één ding beloven.
You just have to promise me one thing.
beloven, voorspellen {ww.}
to promise

wij beloven
jullie beloven
zij beloven

we promise
you promise
they promise
» meer vervoegingen van to promise

Wil je me beloven dat je me nooit zal verlaten?
Will you promise me that you will never leave me?
Ze beloven ons gouden bergen, maar ik heb zo het vermoeden dat we op de vervulling van die beloften kunnen wachten tot de dag dat Pasen en Pinksteren op één dag vallen.
They promise us the moon, but I suspect we can wait for the fulfillment of those promises till hell freezes over.
toezeggen, beloven {ww.}
to promise
to assure

wij beloven
jullie beloven
zij beloven

we promise
you promise
they promise
» meer vervoegingen van to promise



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Je moet me iets beloven.

You must promise me something.

Je moet me alleen één ding beloven.

You just have to promise me one thing.

Wil je me beloven dat je me nooit zal verlaten?

Will you promise me that you will never leave me?

Ze beloven ons gouden bergen, maar ik heb zo het vermoeden dat we op de vervulling van die beloften kunnen wachten tot de dag dat Pasen en Pinksteren op één dag vallen.

They promise us the moon, but I suspect we can wait for the fulfillment of those promises till hell freezes over.


Gerelateerd aan beloven

toezeggen - uitloven - verzeggen - voorspellenaandoen - zeggen