Vertaling van bier
Voorbeelden in zinsverband
Hij dronk bier.
He drank beer.
Hij brouwde bier.
He brewed beer.
Heeft u ook bier?
Have you got any beer?
Hij dronk een bier.
He drank a beer.
Heb je bier?
Do you have beer?
Drink niet zoveel bier.
Don't drink so much beer.
Tom drinkt thuis nooit bier.
Tom never drinks beer at home.
Dit bier bevat 5% alcohol.
This beer contains 5% alcohol.
Ik geef niet om bier.
I don't care for beer.
Ik was gewend om bier te drinken.
I used to drink beer.
Laten we wijn of bier drinken.
Let’s drink wine or beer.
Ik kan geen bier meer drinken.
I can't drink any more beer.
Bij mij thuis drinken we veel bier.
In my house we drink a lot of beer.
Bier bestaat voor 90% uit water.
Beer consists of 90% water.
Wang Lao Ji is geen bier. Het is thee.
Wang Lao Ji isn't beer. It's tea.