Vertaling van bijzaak

Inhoud:

Nederlands
Engels
bijzaak [v] {zn.}
side-issue
sideshow
accessory matter
bijzaak [v] {zn.}
accessory
bijzaak [v] {zn.}
accessory
aanhangsel [o], bijkomstigheid [v], bijwerk [o], bijzaak [v] {zn.}
appurtenance
side-issue
adjunct
accessory
kleinigheid, allotria, bagatel [m] (de/het ~), beuzelarij, bijzaak [m] (de ~), futiliteit [v] (de ~), onbenulligheid, peanuts, peulenschil [m] (de ~), wissewasje [o] (het ~), peuleschil, detail {zn.}
snap
walkover
piece of cake
pushover
picnic
duck soup
cinch
child's play
breeze