Vertaling van bob

Inhoud:

Nederlands
Engels
bob {zn.}
bob
Bob was heel blij.
Bob was very happy.
Bob is mijn vriend.
Bob is my friend.
bobslee [m] (de ~), bob {zn.}
bob
bobsleigh
bobsled
Bob kan koken.
Bob can cook.
Tot ziens, Bob en Nora.
Goodbye, Bob and Nora.
bobsleeën, bobben {ww.}
to bobsled
to bob

ik bob



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Bob is mijn vriend.

Bob is my friend.

Bob kan koken.

Bob can cook.

Bob was heel blij.

Bob was very happy.

Bob is populair op school.

Bob is popular at school.

"Ongeveer vier pond", zegt Bob.

"Nearly four pounds," says Bob.

Tot ziens, Bob en Nora.

Goodbye, Bob and Nora.

Bob kan alle vragen beantwoorden.

Bob can answer all the questions.

Bob kwam zeer laat thuis.

Bob came home very late.

Bob kon zijn woede niet beheersen.

Bob could not control his anger.

Bill is niet zo groot als Bob.

Bill is not as tall as Bob.

Oom Bob nodigde ons uit voor het avondeten.

Uncle Bob invited us to have dinner.

Er hangt een portret van Bob aan de muur.

There is a portrait of Bob on the wall.

Er moet gisteren iets gebeurd zijn met Bob.

Something must have happened to Bob yesterday.

Ik weet niet wanneer Bob naar Japan gekomen is.

I don't know when Bob came to Japan.

Ik zou liever alleen naar de bioscoop gaan dan samen met Bob.

I would rather go to the movie alone than have Bob come with me.


Gerelateerd aan bob

bobslee - bobsleeën - bobbenkapsel - slee - sleeën