Vertaling van boeleren
Inhoud:
Nederlands
Engels
boelen, boeleren, samenhokken, hokken, samenwonen {ww.}
to live together
to shack up
to cohabit
to shack up
to cohabit
wij boeleren
jullie boeleren
zij boeleren
we cohabit
you cohabit
they cohabit
» meer vervoegingen van to cohabit