Vertaling van boer

Inhoud:

Nederlands
Engels
boer [m] {zn.}
farmer 
rancher 
Mijn opa was boer.
My grandfather was a farmer.
Hij wilde boer worden.
He wanted to be a farmer.
boer [m], landman [m] {zn.}
countryman
yokel
peasant 
boer [m], oprisping [v] {zn.}
burp
wind 
belch
boer {zn.}
jack 
knave
Boer [m] {zn.}
Afrikaner
Boer
agrariër [m], boer, landbouwer [m] {zn.}
farmer 
agriculturist
tiller
Er was eens een arme boer in het dorp.
Once there was a poor farmer in the village.
Valt de boer dood van de tractor, staat aan de bosrand een reactor.
When the farmer drops dead off the tractor, then at the edge of the forest, there must be a reactor.
boeren, oprispen {ww.}
to burp
to belch

ik boer

I belch
» meer vervoegingen van to belch

boeren {ww.}
to raise
to grow
to produce
to farm

ik boer

I raise
» meer vervoegingen van to raise

boeren {ww.}
to belch
to bubble
to burp
to eruct

ik boer

I belch
» meer vervoegingen van to belch



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Mijn opa was boer.

My grandfather was a farmer.

Hij wilde boer worden.

He wanted to be a farmer.

Er was eens een arme boer in het dorp.

Once there was a poor farmer in the village.

Valt de boer dood van de tractor, staat aan de bosrand een reactor.

When the farmer drops dead off the tractor, then at the edge of the forest, there must be a reactor.

"Wat bedoel je?" vroeg Dima, maar liet een boer, want als hij stil zou blijven, zou deze zin te eenvoudig zijn.

"What do you mean?" Dima asked, but burped, for if he remained silent, this sentence would be too simple.


Gerelateerd aan boer

landman - oprisping - Boer - agrariër - landbouwer - boeren - oprispenwerken