Vertaling van boos

Inhoud:

Nederlands
Engels
boos, kwaad, toornig, nijdig, verstoord, vertoornd {bn.}
angry 
cross 
heated
wild 
boos, kwaad, nijdig {bn.}
angered
enraged
furious
infuriated
maddened
malicieus, boos, kwaad, boosaardig, kwaadaardig {bn.}
malevolent


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Word niet boos.

Don't get angry!

Ik zal boos worden.

I will become angry.

Maak me niet boos.

Don't make me angry.

Natuurlijk werd hij boos.

Naturally he got angry.

Tom is boos en verbitterd.

Tom is angry and bitter.

Ik ben boos op haar.

I'm angry with her.

Haar woorden maakten hem boos.

Her words angered him.

Het antwoord maakte mij boos.

The answer irritated me.

Ben je boos op Tom?

Are you angry with Tom?

Ze was boos op haar zoon.

She was mad at her son.

Tom was heel boos op Mary.

Tom was very angry with Mary.

Daarom ben ik boos op hem.

That is why I am angry with him.

Hij was boos op zijn zoon.

He was angry with his son.

Weet jij waarom ze zo boos is?

Do you know why she's so angry?

Hij zei niets, wat haar boos maakte.

He said nothing, which made her angry.


Gerelateerd aan boos

kwaad - toornig - nijdig - verstoord - vertoornd - malicieus - boosaardig - kwaadaardig