Vertaling van broeder

Inhoud:

Nederlands
Engels
broeder [m], broer [m], zus [v], zuster [v] {zn.}
sibling
broeder [m], frater [m] {zn.}
friar
broeder [m], verpleegkundige, verpleger, ziekenverpleger {zn.}
nurse 
Hij is geen dokter, maar een verpleger.
He's not a doctor, but a nurse.
Ik wil dokter worden, of verpleger, of leraar.
I want to be a doctor or a nurse or a teacher.
broer [m], broeder [m], frater [m] {zn.}
brother 
friar
Hij is mijn broer.
He is my brother.
Hij is Taro's broer.
He is Taro's brother.
broeder {zn.}
brother
broeder {zn.}
comrade
brother
broeder [m] (de ~), convers, frater [m] (de ~), kloosterbroeder, lekenbroeder [m] (de ~), ordebroeder {zn.}
mendicant
friar
verpleger [m] (de ~), broeder [m] (de ~), ziekenbroeder [m] (de ~) {zn.}
nurse
broer [m] (de ~), broeder {zn.}
blood brother
brother