Vertaling van bus
passenger vehicle
omnibus
motorcoach
motorbus
jitney
double-decker
coach
charabanc
autobus
tin
canister
bushing
Voorbeelden in zinsverband
Ik nam bus 61.
I took the 61 bus.
De bus is vertraagd.
The bus is behind time.
Zal ik de bus nemen?
Should I take the bus?
Laten we de bus nemen.
Let's take the bus.
Ik wilde een bus huren.
I wanted to rent a bus.
Jullie moeten bus 5 nemen.
You should take the number 5 bus.
Tom nam de verkeerde bus.
Tom got on the wrong bus.
Laten we met de bus gaan.
Let's go by bus.
Gaat deze bus naar het museum?
Does this bus go to the museum?
Is dit de bus naar Oxford?
Is this the bus to Oxford?
Er kunnen vijftig mensen in de bus.
Fifty people can ride on the bus.
Waar kan ik bus nummer 7 nemen?
Where can I catch the number 7 bus?
Waar kan ik bus nummer 7 pakken?
Where do I get on the number 7 bus?
De oude vrouw ging de bus uit.
The old woman got off the bus.
Ga je met de bus naar huis?
Are you going home by bus?