Vertaling van chef

Inhoud:

Nederlands
Engels
chef [m], chefkok [m] {zn.}
chef
Wilt u aan de chefkok zeggen dat het heel lekker was?
Would you tell the head chef that it was very delicious?
aanvoerder [m], baas [m], chef [m], hoofd [o], opperhoofd {zn.}
boss 
leader 
chief 
Waar is de baas?
Where's the boss?
Laat hem zien wie de baas is!
Show him who's boss!
aanvoerder [m], baas [m], chef [m], meerdere, superieur {zn.}
superior 
ace
chief 
aanvoerder [m], baas [m], chef [m], gebieder [m] {zn.}
boss 
prefect
master 
head 
governor 
leader 
chief 
Mijn baas was gedwongen ontslag te nemen.
My boss was forced to resign.
Ik heb met mijn baas geslapen.
I slept with my boss.
chef [m] (de ~) {zn.}
head
top dog
chief


Gerelateerd aan chef

chefkok - aanvoerder - baas - hoofd - opperhoofd - meerdere - superieur - gebiederhoofd